De mensheid wordt gezien als bij een proces van collectieve evolutie betrokken te zijn;
...de geleidelijke totstandkoming van vrede, rechtvaardigheid en eenheid op wereldschaal vormen de noodzaak voor de mensheid van déze tijd.
Het Bahá’í Geloof is een onfhankelijke godsdienst, ontstaan in de negentiende eeuw. Het geloof is verspreid over meer dan 235 landen en gebieden in de wereld. Er zijn ongeveer 5,5 miljoen leden. Samen vertegenwoordigen zij 2.112 etnische groepen, rassen en stammen.
Bahá’í-gemeenschappen over de hele wereld werken aan het wegnemen van vooroordelen tussen mensen. Hun geloof draait om de overtuiging dat de mensheid één ras is en een gezamenlijke bestemming heeft. In de woorden van Bahá’u’lláh, de Grondlegger van het Bahá’í Geloof: “De wereld is één land waarvan alle mensen de burgers zijn.”
Het Bahá’í Geloof gaat uit van de eenheid van God en erkent de eenheid van alle Profeten van God. Het doel van Bahá’u’lláh is niet om afbreuk te doen aan de godsdiensten uit het verleden maar juist om ze te vervullen en bij elkaar te brengen. Ook stelt hij dat de basisleringen uit het Jodendom, Christendom, de Islam en andere godsdiensten deel uitmaken van één waarheid en dat ze elkaar daarom aanvullen. Godsdiensten volgen elkaar op zoals de klassen van een school.
Mozes, Krishna, Boeddha, Jezus Christus, Mohammed en nu Bahá’u’lláh vertegenwoordigen elk een opeenvolgende stap in de geestelijke ontwikkeling van de mensheid. Bahá’u’lláh maakt duidelijk dat de verwarring en problemen van deze tijd passen bij het beeld van een puber en legt uit dat deze tijd in feite een pijnlijke voorbereiding is op het stadium van volwassenwording.
De leringen van Bahá’u’lláh zijn er om antwoorden te vinden op de morele en geestelijke uitdagingen van deze tijd.