Wereldgemeenschap

De bahá'í-religie onderscheidt zich door haar plan voor een wereldgemeenschap en een wereldcultuur.

Haar regels zijn goddelijk van aard omdat ze in door Bahá'u'lláh zelf geopenbaarde geschriften gegeven zijn en ze het de mensen makkelijk maken om er in mee te werken.

'Abdu'l-Bahá (1844-1921) - Het Voorbeeld

Vanaf zijn vroegste jeugd deelde 'Abbás Effendi, de oudste zoon van Bahá'u'lláh, in het lijden en de verbanningen van zijn Vader. Hij koos de titel 'Abdu'l-Bahá, hetgeen betekent "Dienaar van Bahá" ofwel Dienaar van Bahá'u'lláh.

Bahá'u'lláh wees hem aan als de bevoegde uitlegger van de bahá'í-leringen en als Hoofd van het geloof na Zijn overlijden. 'Abdu'l-Bahá wordt beschouwd als het perfecte voorbeeld van de bahá'í-levenswijze.

Terwijl 'Abdu'l-Bahá nog een gevangene van het Ottomaanse Rijk was kwamen in 1889 de eerste pelgrims uit de westerse wereld naar Akko. Na zijn vrijlating in 1908 ondernam 'Abdu'l-Bahá een aantal reizen die hem van 1911-1913 naar Europa en Amerika brachten. Daar verkondigde hij Bahá'u'lláh's boodschap van eenheid en sociale gerechtigheid aan kerkgenootschappen, vredesbewegingen, leden van vakverenigingen, universitaire faculteiten, journalisten, regeringsfunctionarissen en in veel publieke bijeenkomsten.

'Abdu'l-Bahá overleed in 1921; tijdens zijn leven heeft hij de fundamenten van het Bahá'í-geloof versterkt en het op grote schaal verspreidt. Hij ligt begraven in een van de noordelijke kamers van de graftombe van de Báb, op de berg Karmel in Haifa, Israël.